Jeugd

Vroege jeugd

Corellistraat, met woonhuis familie Hertzberger.
Corellistraat, met woonhuis familie Hertzberger.

'Op de Churchill-laan, die toen nog de Noorder Amstellaan heette, ben ik geboren. Ik ben groot gebracht in Plan Zuid van Berlage en daarna verhuisd naar het wat chiquere gedeelte van Zuid, de Apollobuurt. Omdat mijn vader arts was, mocht ik mee op patiëntenbezoek, meestal in die wijk. We gingen dan met de auto, ik bleef erin zitten of mocht wel uit de auto maar niet mee naar binnen, en ging dan zo’n straat af lopen en wachten. Dat was lang niet altijd leuk. Zonder het te beseffen heb ik als het ware een architectuuropleiding gekregen, heb ik alle portieken, alle gevels, alle afdakjes, alle raamerkers, raamvormen, al die details opgezogen. Ook en misschien wel vooral – de ruimtelijke sfeer van die uitzonderlijk mooi geproportioneerde, intieme en toch zo royale buurt. De stedenbouwkundige structuur van Berlage. Hij heeft er zelf niet of nauwelijks iets gebouwd, maar wel de ruimtelijke principes vastgesteld, de hoogtes ten opzichte van de afstanden tussen de gebouwen, de stratenstructuur met de hoofdstraten en de zijstraten.'

Kloos, Maarten en Behm, Maaike. Hertzberger’s Amsterdam. ARCAM/Architectura & Natura Press: Amsterdam, 2007

 

Plan Zuid

1937
Herman Hertzberger [rechts].

'De hele buurt zit vol met allemaal details die wij nu met onze nuchtere ogen misschien een beetje overdreven, misschien ook wel zinloos vinden, maar al die ruimtelijke en plastische bedenksels hebben te maken met architectuur. Ik denk bijvoorbeeld aan het blok naast het onze, aan de Churchill-laan, waar bij het begin van de buitentrappen van die grote natuurstenen eieren zaten. Ik herinner me nog heel goed dat ik er als klein kind door gefascineerd was, erop wilde klimmen en dat ook deed. Je kan zeggen: wie bedenkt nou zoiets idioots, aan het begin van een trap, aan de straat. En ik wil zeker niet zeggen dat architecten meer van dat soort dingen zouden moeten maken, maar het is wel een feit dat zulke op zichzelf niet echt zinvolle dingen, een buitengewoon grote indruk op een klein kind kunnen maken. Je zou kunnen zeggen dat ik mij als jongen in Plan Zuid, nog in het geheel niet bewust was van wat daar aan de hand, kon verzoenen met de gebouwen die ik zag. Ook door een goede moeder die mij rustig op de buitentrappen die je overal tegenkomt liet klimmen. Daarmee werden gebouwen dingen waarmee ik iets had, onderdeel van mijn vertrouwde omgeving.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam, 2007

 

1937b
Plan Zuid door Berlage, 1914.

'Het blok op de kruising van de Beethovenstraat en de Apollolaan, van J.F. Staal die ook de Wolkenkrabber op het Victorieplein heeft ontworpen, behoorde tot ons territorium bij het buitenspelen. Die geweldige stalen erkers, die zitten er nog aan, met ovale kijkgaten aan de zijkanten. Ik herinner me, hoewel ik niet wist wat het woord architectuur betekende, dat het kennelijk wel op de een of ander manier binnendrong. Ik was gefascineerd door die stalen erkers en het viel me op dat die een andere stijl hadden dan het gebouw, dat die moderner waren. Ook dacht ik dat het niet klopte dat er ovale gaten in zaten. Als je daar stond, op die hoek van de Beethovenstraat en de Apollolaan, dan kon je over de brug dat prachtige blok in de J.M Coenenstraat zien. Woningen uit 1923, ook van J.F. Staal. Die twee blokken hebben mij op de een of andere manier buitengewoon geïnspireerd.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam, 2007

 

1937c
J.F. Staal, J.M. Coenenstraat.

'Pas later heb ik gemerkt dat er op de wereld ook andere, heel bijzondere wijken zijn. In mijn jeugd heb ik natuurlijk gedacht dat de hele wereld zo was als waar wij woonden. Ik ben ervan overtuigd dat dat mij misschien nog veel meer gevormd heeft dan die studie die ik gedaan heb. Als ik in een zin zou moeten samenvatten wat het Plan Zuid tekent, dan is het dat alles nabij is. Dat er nergens afstandelijkheid bestaat. Dat je overal gewoon aan kunt voelen. Ik realiseerde me onlangs ineens dat ik als kind een soort van veilig gevoel heb gehad, dat de gebouwen voor mij niet bedreigend waren, maar benaderbaar, aanraakbaar. Dat is een waanzinnige les die ik me nu bewuster ben dan ooit. En dat is belangrijk, want onbenaderbaarheid is natuurlijk een van de grote gebreken van onze architectuur.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam, 2007

Eerste Montessorischool

1938
Herman Hertzberger op school.

'Mijn vroegste herinneringen dateren van de tijd dat ik zelf van huis naar school kon, naar de Eerste Montessorischool (inmiddels de Wielewaal) in de Corellistraat. Van de Churchill-laan over de Boerenwetering en het Zuider Amstelkanaal, bruggen met beelden van Hildo Krop. Die beelden maakten zo’n diepe indruk op mij, dat ik later wel eens heb gedacht: bij het beoordelen van sculpturen aan gebouwen zou rekening moeten worden gehouden met wat kinderen ervan vinden. Tussen de twee bruggen kon je boven blijven lopen, maar ook een trapje af, naar het water. Als je dan weer boven kwam, stond je voor een groot café, bij de Apollohal. En daarachter doemde dan de Rijksverzekeringsbank op.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam. 2007

Oorlogsjaren

1940
Bombardement Euterpestraat, nu Gerrit van der Veenstraat (1944).

'Op mijn achtste brak de oorlog uit. Op de Churchill-laan heb ik de Duitsers zien binnenkomen met hun pantserwagens en die Duitse helmen. Met een gigantische intocht over de Berlagebrug, met een ongelooflijke hoop drukte, zijn ze hier de stad ingetrokken. Ook heb ik het bombardement op de Euterpestraat (later omgedoopt tot Gerrit van der Veenstraat) meegemaakt. Daar was het hoofdkwartier van de Gestapo waar de Engelsen een precisiebombardement op hebben uitgevoerd. Dat heette dan wel precies, maar het gebouw is blijven staan. Ik geloof dat de bommen tien, twintig meter verderop zijn neergekomen. Ik herinner me dat onze hele tuin vol lag met half verbrande bankbiljetten die opgedwarreld waren en overal in de omgeving terecht waren gekomen. En ik herinner me natuurlijk de granaatscherven. Wij verzamelden ze, waarbij het erom ging wie de grootste granaatscherf gevonden had. Als er weer zo’n luchtaanval was geweest, ging mijn vader, hoewel hij na acht de deur niet uit mocht, naar buiten om granaatscherven voor ons te zoeken.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam, 2007

 

1944
Apollolaan, voordat het huis links was platgebrand in 1944.

'In de wijk waarin ik ben opgegroeid en waaraan ik al deze herinneringen heb, van het muurtje waarachter ik speelde, het huis, de straat, maakte ik ook de oorlogsjaren mee. Ik heb er veel meegemaakt. Bijvoorbeeld dat op de kruising van de Apollolaan en de Beethovenstraat twee villa’s door de Duitsers met fosfor zijn overgoten en platgebrand. Ik ben uit mijn bed geroepen toen die villa’s in lichterlaaie stonden. Dat was doodeng. Naderhand heb ik op een steiger bij een van die villa’s gestaan om te leren metselen en voegen. Dat was een beetje raar, half symbolisch. Het merendeel van mijn vaders patiënten waren Duitse vluchtelingen, joden die vanaf 1935 uit Duitsland waren gevlucht. Zij werden in grote aantallen ondergebracht in de nog in aanbouw zijnde buurt. Mijn vader was erg populair als arts; hij was ook een jood, sprak goed Duits en kon met hen over Goethe praten en over muziek. Ze waren allemaal wel muzikaal en hadden een culturele achtergrond, veel meer Bildung dan de gemiddelde Hollander. Hij zat urenlang met die mensen te ouwehoeren over Beethoven. Anne Frank en Renate Rubinstein behoorden tot die groep.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam, 2007

Montessori Lyceum - De Lairessestraat

1944b
Montessori Lyceum, De Lairessestraat.

'Toen ik ouder was, ging ik naar het Montessori Lyceum. Dat zat toen in de De Lairessestraat, tussen de Cornelis Schuytstraat en het Valeriusplein. De school kon zich toen nog niet permitteren om een nieuwe gebouw te maken en was nog gevestigd in een paar heel grote villa’s met van die gotische portieken. Heel karakteristieke huizen. Ik heb er gezien dat je in zo’n oud, rijk herenhuis met geweldig veel hoeken en erkers, een prima omgeving kan maken. Daar heb ik ook opgestoken dat zo’n gebouw met een woonhuisachtige allure, met al zijn hoeken en gaten, een sfeer heeft die buitengewoon geschikt is voor onderwijs. Er was geen sprake van een lokaal waarin veertig kinderen naar het bord moeten kijken, maar van plekken waar kinderen hun eigen individuele werk doen. Dar heeft mij ook erg beïnvloed. Dat je bij wijze van spreken een lokaal niet rechthoekig moet maken, maar dat je door een lokaal te articuleren, bij hetzelfde oppervlak, een periferie kan maken zoals je dat in die grote rijke huizen ziet, met veel verschillende plekken en veel mogelijkheden voor individuele activiteiten.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam, 2007

Le Corbusier

1947
Le Corbusier, Oeuvre Complète, 1929-1934.

'Op deze diezelfde middelbare school had ik een paar vrienden die uit een min of meer intellectueel milieu kwamen. Daarbij was Arthur Isaac, de zoon van de directeur van de Bijenkorf, en ook Jan van Regteren Altena, zoon van professor Van Regteren Altena, de kunsthistoricus. Jan was degene die op een bepaald moment met een merkwaardig langwerpig boek op school kwam. Dat was een deel van het verzameld werk van Le Corbusier. Ik voel nog wat er met me gebeurde toen dat opengeslagen werd. Ineens werd in mij wakker wat natuurlijk al min of meer onbewust gewekt was met de Apollohal van Boeken en de Openluchtschool van Duiker, die vlakbij ons achter stond. Die gebouwen waren, hoewel ze tot een wereld behoorden die ik kende, vreemde vogels. En toen zag ik ineens een boek vol met van die vreemde vogels en ineens waren die witte gebouwen, die grote glazen dingen, iets voor mij. Het was natuurlijk een esthetisch gevoel dat werd getriggerd. Een gevoel voor schoonheid dat in je jeugd en mede door je opvoeding ontstaat.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam, 2007

Montessori Lyceum - Anthonie van Dijckstraat

1947b
Montessori Lyceum, Anthonie van Dijckstraat.

'Na een paar jaar verhuisde onze school van de De Lairessestraat naar de Anthonie van Dijckstraat, naar een gebouw dat een enorme indruk op me maakte. Hoe dat gebouw werkte, daaraan heb ik nog steeds herinneringen. Je had ramen naar de binnenplaats en ramen naar de straat. Het was een fantastische ruimtelijke situatie. Veel eraan was fout maar één ding was heel bijzonder. Er was geen echte gang maar een open looppad langs de lokalen. Dat er daarom af en toe mensen langs het lokaal liepen was geen probleem, want dat gebeurde alleen tussen de uren, en dan was het toch een bende in de school. De moderne gebouwen in dit buurtje hebben veel indruk gemaakt. We zaten tegenover de Montessorischool van Van Tijen, Stam en Lotte Stam-Beese, en vlakbij de Openluchtschool van Duiker. Leuk was dat toen ik later mijn vrouw leerde kennen en ik haar confronteerde met mijn fascinatie voor witte gebouwen met al hun glas, zij zich daar meteen bij kon aansluiten. Zij was in Rotterdam opgegroeid in kringen van mensen die in huizen van Van der Vlugt woonden. Zij herkende niet alleen de stijl, maar ook de sfeer.'

Kloos. Hertzberger’s Amsterdam, 2007

Maison de Verre, Parijs

1948
Maison de Verre, Pierre Chareau en Bernard Bijvoet, 1931.

'Ook bepalend in deze periode was de relatie met de psychiater-seksuoloog Van Emde Boas en zijn vrouw. Zij hebben een grote rol in mijn leven gespeeld. Door hen kwam het dat mijn moeder mij naar een Montessorischool stuurde waar alles wat ik op eigen houtje ontdekt had, werd onderbouwd. Maar zij deden nog iets belangrijks. Zij namen hun zoon en mij mee naar Parijs. En toen zij daar hoorden dat ik architect wilde worden, zei de vrouw van Van Emde Boas, die kunsthistorica en recensente bij De Waarheid was: “O, maar dan zullen wij je eens een mooi huis laten zien.” Zo kwam ik voor het eerst in het huis van hun collega-seksuoloog docteur Dalsace, het ‘Maison de Verre’ van Chareau en Bijvoet uit 1931. Dat was voor mij het moment waarop ik dacht: dit is mijn vak.'

Kloos. Hertzberger's Amsterdam, 2007

Openbare Lees- en Studiezaal aan de Keizersgracht

1942
de 8 en Opbouw (1942) en Bouwkundig Weekblad Architecture (1938).

'Tussen het moment waarop ik Le Corbusier ontdekte en het bezoek aan het Maison de Verre, dat wil zeggen: tussen mijn veertiende en mijn zeventiende, was ik al met architectuur bezig. Ik heb daar naar aanleiding van dat boek van Le Corbusier een abonnement op de leeszaal van de bibliotheek aan de Keizersgracht genomen waar ik systematisch van de A tot en met de Z alle boeken over architectuur heb gelezen. Toen was mijn belangstelling goed gewekt. Ik heb over alle verschillende stromingen gelezen. Vooral over het Bauhaus, de Nieuwe Zakelijkheid en de Russische constructivisten hadden ze vrij veel boeken. Ze hadden ook ingebonden jaargangen van tijdschriften als de 8 en Opbouw en het Bouwkundig Weekblad. Die moest je dan naast elkaar lezen, want die vielen elkaar aan wanneer een nieuwe gebouw werd geopend. Dat ging een hele tijd tegen elkaar in. Van die discussie heb ik gesmuld. Die vond ik geweldig. En dat had ik dus allemaal al als bagage toen ik ging studeren.'

Kloos. Hertzberger's Amsterdam, 2007